Om met de deur in huis te vallen: zullen we het woord ‘service’ voortaan gewoon maar ‘opslag’ gaan noemen? Lijkt me een prima Nederlandse omschrijving voor wat het is: het begin van een slagenwisseling. Zo, dat heb ik gezegd.
Geef je ogen eens goed de kost op het park als er op alle banen gespeeld wordt. En focus je eens een tijdje op de verschillen in serveren die tennissers hebben. (Eigenlijk moeten we nu dus van ‘opslaan’ spreken…. Ach, laat ook maar; laat ‘serveren’ maar staan.) Het is frappant om te zien dat er geen twee mensen zijn die eenzelfde manier hanteren om die eerste bal te slaan. Niet zo vreemd hoor, als we ons realiseren wat er komt kijken bij het slaan van de opslag. Feitelijk bestaat de opslag uit verschillende stadia: beginnend bij de mentale voorbereiding, via allerlei veranderingen in lichaamshouding tot uiteindelijk de daadwerkelijke slag.
Het is jouw beurt om te serveren. Je loopt naar de baseline en het besef komt bij je binnen dat je (met eventueel een partner) met 5 – 4 voorstaat in de beslissende set en dat jij dus de winst moet kunnen binnen halen! Want, er hangt heel veel af van een goede opslag. Nu dringt zich een angstgedachte in een van de hoeken van je brein op: het zal toch niet gebeuren dat ik dubbele fouten ga slaan. Verkramping ligt op de loer. Oké, dit is dan ook wel het aller spannendste moment in een partij om te moeten serveren. Gelukkig zijn er genoeg opslagbeurten eerder geweest zonder die hoogspanning. Maar ook bij die keren is er sprake van een mentale voorbereiding van de opslag. Neem het stuiteren van de bal. 3 x, 4 x? Helemaal niet stuiteren? Met de hand of met het racket? Wáár wil ik de bal laten landen? Richting forehand, backhand of door het midden?
En dan, nu komt het, komen de fysieke capriolen die ervoor moeten zorgen dat er een geslaagde opslag volgt. Welke bewegingen gaat je lichaam maken om uiteindelijk de bal goed op je racket te krijgen? Hier onderscheidt een ieder zich van wie dan ook, want deze fase van de opslag is veruit de meest persoonlijk getinte. Ten eerste: waar laat je de bal tijdens de voorbereiding van de slag? Tegen de zijkant van het frame? In de ‘driehoek’ van je racket? Helemáál niet tegen je racket? Ten tweede: hoe hoog gooi je de bal op? En, recht omhoog of schuin naar voren? Nog zo iets: veer je even door je knieën vlak voor de opgooi van de bal? Maar dan: afhankelijk van de lenigheid van de speler komt er nu een slangachtige beweging van het lichaam en een zwaai van de slagarm om de bal te kunnen gaan raken. Leuk om te zien dat daar ook verschillende snelheden in kunnen zijn. Sommigen lijken in slow motion te gaan serveren. Anderen leggen er alle venijn in (met eventueel verbale ondersteuning).
Maar het garandeert allemaal niets over het uiteindelijke effect van de opslag! De toeschouwer heeft ondertussen wel kunnen genieten van de variëteit die er op de banen te zien valt. Kijk via de webcam naar spelers op de tennisbaan, wacht op een service en je weet wie het is. Wat valt er eigenlijk nog te zeggen over de derde fase van de opslag, de slag zelf? Iedereen raakt de bal wel, mishits komen zelden voor. Dat er grote verschillen in snelheid van de bal kunnen zijn, natuurlijk. Net zo goed als dat er met slice geslagen kan worden, of juist niet. Of er komt een strak geslagen bal vlak over het net. Het kunnen allemaal wapens zijn die bij ieder te spelen punt ingezet kunnen worden. Net als de onderhandse opslag. Maar die is meer voorbehouden aan de fanatici die de tegenstander een loer willen draaien. Of gespeeld door de lolbroeken onder ons. Ja zeg, je moet ons spel wel serieus spelen!