Ontspannen concentratie

“Tennis voortaan met een glimlach!” Dat is volgens Ajdan Kolonic, een uit Bosnië gevluchte Nederlandse tennisleraar, de beste remedie tegen al je verzuchtingen op de baan. Wie kent niet de wanhoopskreten als: “Bij het inslaan ging het lekker, maar in de partij sta ik als een malle te klungelen!”, of: “Ik weet echt wel wat ik fout doe met m’n backhand, maar het gáát gewoon niet vandaag!” Ook een bekende: “Volgens mij sta ik meer tegen mezelf te spelen!” Zie dan maar eens een glimlach op je gezicht te toveren.
Timothy Gallwey, de auteur van ‘The inner game of tennis’ (‘Het innerlijke spel door tennis’ in de vertaling), geeft in zijn boek uit 1974 zijn visie weer op de innerlijke vaardigheden van een mens die nodig zijn om een meer ontspannen concentratie op de baan te krijgen. En alsjeblieft, zie hierboven, dus géén negatieve beoordelingen van jezelf, die staan je toch alleen maar in de weg. Nee, die innerlijke vaardigheden verdienen evenveel waardering als de technische vaardigheden die je dient te hebben. Dat zijn boek door veel sporters (trainers zowel als spelers) zeer gewaardeerd is, wekt geen verbazing. Zelfs buiten de sportwereld blijken bv. leidinggevenden er hun voordeel mee te doen. Gallwey heeft zijn visie zelfs vaker daar uitgedragen.

Maar nu terug naar ons spel. Het klinkt eenvoudig: zorg dat je op de baan zo ontspannen mogelijk geconcentreerd bent, vertrouw op je techniek, en het komt allemaal goed. Heb je wel de medewerking van je tegenstander voor nodig, want als die tijdens de partij over dezelfde kwaliteiten beschikt zou het potje wel eens heel lang kunnen gaan duren. Nou ja, dan komen er op een gegeven moment wel andere factoren om de hoek kijken, vermoeidheid bv., die een einde aan de partij kunnen maken.
Gallwey introduceert ‘zelf-1’ en ‘zelf-2’ in zijn boek; twee helften van een mens. En probeert daarmee inzichtelijk te maken dat er een opdrachtgevend gedeelte in een tennisspeler zit en een uitvoerend. Als je zegt dat je het ‘tegen jezelf’ hebt bij het commentaar geven op een bv. mis geslagen bal, zegt feitelijk zelf-1 (die het blijkbaar denkt te weten) tegen zelf-2 (die de handeling moet uitvoeren) dat die het niet goed gedaan heeft. En daar wringt de schoen, vindt Gallwey. Want zelf-1 en zelf-2 dienen meer in balans met elkaar te komen. Als zelf-1 maar blijft hameren op zaken als: “Neem de bal nou goed voor je!”, of “Kijk eens wat beter naar de bal!”, dan zal zelf-2, die eigenlijk heel goed op zijn aangeleerde techniek mag vertrouwen, de ballen niet beter gaan slaan. Zelf-2 beschikt immers over onbewust natuurlijke vermogens (heeft goed les gehad en al lekker veel ervaring) en daar moet zelf-1 dus op vertrouwen.

Een ervaring van Gallwey bij een allereerste tennisles: leerlinge moet zich focussen op de naden van de naar haar toe gespeelde bal, mét de toevoeging: “Denk niet dat je de bal perse goed moet raken!” Maar toch blijkt ze 9 van de 10 ballen precies in het midden van het racket te raken. Bij oefeningen hiervoor lukte dat haar zelden. Want toen was er niet de vereiste ontspanning die voor zelf-2 zo broodnodig is. “Het ‘te veel je best doen'”, aldus Gallwey, “kan contraproductief werken, want zelf-2 krijgt dan een te zware last op de schouders. De twee zelven moeten met behulp van een ontspannen concentratie (in bovengenoemde situatie dus een focus op de balnaad) tot een goede samenwerking kunnen komen.”

Jaja, klinkt allemaal wel een soort van logisch. Maar ga er maar aan staan. De ondertitel van zijn boek, ‘De balans van lichaam en geest in sport, werk en leven’, vat samen waar het ons allemaal om te doen moet zijn. Dat evenwicht lijkt beter bereikt te worden als we zelf-1 niet te veel de overhand van zelf-2 laten zijn. Het vertrouwen dat zelf-1 in zelf-2 moet hebben wordt mooi geïllustreerd met het volgende voorbeeld: Om aan te geven wat zelf-2 aan ingewikkelde handelingen moet verrichten om een opslag van de tegenstander te retourneren, somt Gallwey op wat die zelf-2-kant van ons allemaal te verwerken heeft: Anticipering van het voetenwerk. Waar komt de bal, met welke snelheid, in mijn servicevak terecht? Moet ik met backhand of forehand terug gaan slaan? Hoe hoog zal de bal opstuiten? Krijgt de bal effect mee? Wat is de invloed van de wind? En al deze factoren moeten binnen hooguit 2 seconden (want zo kort duurt een opslag minimaal) beoordeeld worden. En tegelijkertijd met de eerste bewegingen van de serveerder moeten de spieren van de ontvangende partij gecoördineerd in werking komen. Om vervolgens nog eens in een fractie van een seconde te bedenken hoe de opslag, rechtdoor of diagonaal, terug gespeeld zal gaan worden.
Zelf-2 leunt hier bij dit alles op een bewust en onbewust geheugen en op een vertrouwen in het zenuwstelsel; Gallwey dicht zelf-2 nu een ongelooflijke innerlijke intelligentie toe. Daar zou zelf-1 wel wat meer respect voor mogen tonen, vindt hij, zonder al dat commentaar en het wantrouwen. Zonder ook al die zelfkritiek. Volkomen nutteloos.

En ja, tennis is een best wel gecompliceerd spel. In theorie mag het dan misschien wel redelijk eenvoudig lijken, want zorg nu maar dat je goed les hebt gehad en neem ook wat balgevoel van nature mee, dan kom je een heel eind. Maar, dan heb je dus ook nog die mentale kant die aan onze sport kleeft.
Tip: speel met een ontspannen concentratie en vergeet die glimlach niet!